28 november 2025 - Tot lof van de Moeder Maagd

   pbar   21 nov. 2025

Uit: ‘Honing uit de rots – teksten van Bernard van Clairvaux’ (blz 62 – 70)

Tot Lof van de Moeder Maagd 

Download/print

‘De engel Gabriël werd door God gezonden naar een stad in Galilea, Nazareth geheten, naar een maagd die verloofd was met een man uit het huis David, Jozef geheten. En de naam van de maagd was Maria.’ (Luc 1,26-27)

Wat wilde de evangelist uitdrukken door op deze plaats zoveel eigennamen aan te halen? Ik denk dat hij wil dat wij niet onachtzaam horen, wat hij zo zorgvuldig heeft willen vertellen. Hij noemt de boodschapper die uitgezonden wordt en de Heer, die hem zendt, de maagd, tot wie hij gezonden wordt en de verloofde van die maagd. Hij geeft de afstamming van beiden aan, hun woonplaats en de landstreek. Waartoe dient dit? Denk je soms, dat iets hiervan overbodig is? In geen geval! Als er geen blad van de boom valt zonder reden noch een mus op de aarde valt buiten de hemelse Vader (Mt 10,29), zou ik dan kunnen denken, dat er uit de mond van een heilige evangelist een overbodig woord voortkwam? Ik denk van niet. Al deze woorden zijn vol van verheven  geheimen en ieder woord afzonderlijk vloeit over van hemelse zoetheid, als dit maar een aandachtige beschouwer vindt die honing weet te zuigen uit de steenrots en olie uit het aller-hardste gesteente (Deut. 32,13). 

[   ] En in dezelfde tijd ook vertrouwde deze ene berg, namelijk deze heilige evangelist, niet gering onder de overige bergen, ons het zo verlangde begin van ons heil aan zijn honingzoete taal toe en waaiden ons geestelijke geuren van kruiden tegemoet, zoals wanneer de zuiderwind over ons waait en de zon van de gerechtigheid (Mal 4,2) ons van nabij toeschijnt. Moge de Heer nu toch zijn woord uitzenden en het vloeibaar voor ons maken; moge zijn Geest door ons heen waaien en de woorden van het Evangelie voor ons begrijpelijk worden, voor ons hart begeerlijker dan goud en het kostbaarste gesteente, zoeter dan honing en de honingraat (Ps 19,11). 

2. Lucas zegt dus: ‘De engel Gabriël door God gezonden.’ 
Ik denk niet, dat deze engel tot de lagere geesten behoord heeft, die gewend zijn om vaak vanwege een of andere reden belast te worden met een boodschap naar de aarde. Met zijn naam wordt dit al duidelijk te kennen gegeven, die vertaald ‘sterkte Gods’ betekent, en door de uitspraak dat hij door God zelf gezonden werd. [   ] Zijn naam staat ook niet in tegenspraak met de boodschap. Want wie kon beter Christus, ‘de kracht Gods’ (1 Kor 1, 24), aankondigen dan degene die met eenzelfde naam geëerd wordt? Is sterkte niet hetzelfde als kracht? 
Het moet niet onbetamelijk of ongepast gevonden worden, dat de Heer en zijn gezant dezelfde naam dragen. Ook al hebben beiden dezelfde naam, toch is de reden daarvoor bij beiden niet dezelfde. Christus wordt in een andere betekenis ‘kracht’ of ‘sterkte van God’ genoemd dan de engel. De engel wordt slechts naar naam, Christus echter ook naar wezen ‘kracht van God’ genoemd, en is dit ook.  [   ] De engel wordt de ‘sterkte van God’ genoemd, ofwel omdat hij het voorrecht verdiende van de taak om de komst van de kracht van God aan te kondigen, ofwel omdat hij een van nature schrikachtig, eenvoudig en schuchter meisje sterken moest om niet van het ongewone wonder te schrikken. Hij deed dit door te zeggen: 
‘Vrees niet, Maria, je hebt genade gevonden bij God.’ (Luc 1,30)  [    ] 

3. De engel Gabriël werd dus door God gezonden. Waarheen? 
‘Naar een stad in Galilea, Nazareth geheten’. 
Laat ons zien, of naar het woord van Nathanaël uit Nazareth iets goeds kan komen (Joh 1,46). Nazareth betekent vertaald ‘bloem’. Het zaad van de goddelijke kennis, dat als het ware uit de hemel op de aarde geworpen werd, schijnt mij in zeker zin de woorden en beloften te zijn, die van bovenaf aan de Vaders gericht werden, aan Abraham, Isaäk en Jakob. Over dit zaad staat geschreven: 
‘Als de Heer der heerscharen ons niet enig zaad had achtergelaten, waren wij als Sodom geworden en aan Gomorra gelijk.’ (Jes 1,9; Rom 9,29). 
Dit zaad heeft gebloeid in de wonderen die zichtbaar werden bij de uittocht van Israël uit Egypte, in de verschijningen en raadselen op de gehele tocht door de woestijn tot in het land van de belofte, vervolgens in de visioenen en profetieën van de profeten, ook in de instelling van het koningschap en priesterschap tot aan Christus toe. En Christus wordt terecht beschouwd als de vrucht van dit zaad en deze bloesem. [   ]
In Nazareth wordt dus aangekondigd, dat Christus geboren zal worden, omdat de bloesem hoop inhoudt op een komende vrucht. Maar bij het groeien van de vrucht verwelkt de bloem, omdat wanneer de waarheid in het vlees verschijnt, de voorafbeelding voorbij is. Vandaar dat Nazareth ook ‘een stad in Galilea’ genoemd wordt, hetgeen betekent: ‘een stad van voorbijgaan’, omdat door de geboorte van Christus alles voorbijgegaan is, wat ik boven heb opgenoemd hetgeen Paulus schrijft: ‘Die dingen zijn hun overkomen ter voorafbeelding.’ (1 Kor 10,11). 
Wij die deze vrucht bezitten, zien dan ook dat deze dingen voorbijgegaan zijn en toen zij nog in bloei te zien waren, was al te voorzien dat zij voorbij zouden gaan. [   ]
Naar Gods eigen woord ‘Zie ik maak alle dingen nieuw’ (Apk 21,5) is het oude voorbijgegaan en verdwenen, zoals de bloesem verwelkt en verdroogt voor de nieuwheid van de aanwassende vrucht. En daarom staat er geschreven: 
‘Het gras verdort en de bloesem valt af, maar het woord des Heren blijft tot in eeuwigheid.’ (Jes 40,8; 1 Petr 1,24). 
Ik denk dat je er niet aan twijfelt dat het woord hier de vrucht is; Christus is nu het woord. [   ]

5. Naar die stad is de engel dus door God gezonden. Tot wie? 
‘Tot een maagd, die verloofd was met een man, Jozef geheten.’ (Luc 1,17) 
Wie is deze maagd, zo eerbiedwaardig, dat zij door een engel begroet wordt, en toch zo nederig dat zij verloofd was met een handwerkman? Wat een prachtige verstrengeling van deemoed en maagdelijkheid! In geen enkel opzicht gering is het behagen dat zo’n ziel bij God vindt, waarin de deemoed de maagdelijkheid huldigt en de maagdelijkheid de nederigheid opsmukt. Hoeveel eerbied is niet diegene waardig, in wie de vruchtbaarheid de nederigheid verheft en de geboorte de maagdelijkheid heiligt? Je hoort, dat zij maagd is. Je hoort dat zij nederig is. Indien je de maagdelijkheid van deze nederige niet kunt navolgen, volg dan tenminste de nederigheid van deze maagd na. De maagdelijkheid is een prijzenswaardige deugd, maar noodzakelijker is de nederigheid. De eerste wordt aanbevolen, de tweede wordt voorgeschreven. Tot de eerste word je uitgenodigd, tot de tweede word je genoodzaakt. Van de maagdelijkheid wordt gezegd: 
‘Wie haar vatten kan, vatte haar.’ (Matt 18, 3) [     ] 
Als je dus in Maria de maagdelijkheid slechts kunt bewonderen, streef er dan naar om haar nederigheid na te volgen en dit zal je voldoende zijn. Maar als je maagdelijk bent en bovendien nederig, dan ben je groot, wie je ook bent. 

7. En toch is er iets groters dat je in Maria bewonderen kunt, namelijk het samengaan van maagdelijkheid en vruchtbaarheid. Sinds mensenheugenis is het nooit gehoord, dat iemand moeder en maagd tegelijkertijd was. En let op, wiens moeder zij was; hoe ver zal je bewondering van haar wonderlijke verhevenheid je dan niet voeren? [   ] Dient naar jouw oordeel, ja meer nog naar het oordeel van de eeuwige waarheid, die vrouw die God als zoon heeft gehad niet boven alle koren der engelen verheven te worden? [   ] Maria, zich bewust van haar moederschap, noemt de majesteit die de engelen vol eerbied dienen, vol vertrouwen haar zoon. En God versmaadt het niet dat genoemd te worden, waarvoor Hij zich niet te goed geacht heeft het ook te zijn, want onmiddellijk daarna zegt de Evangelist: 
‘Hij was hun onderdanig.’(Luc 2,51) 
Wie was hier onderdanig aan wie? God aan mensen! Ik zeg: God, aan wie engelen onderdanig zijn, aan wie de vorsten en de machten gehoorzamen, was onderdanig aan Maria, en niet alleen aan Maria, maar omwille van Maria ook aan Jozef. [    ]

8. Leer dus, mens, om gehoorzaam te zijn; leer, aarde, onderdanig te zijn; leef, stof, om gehoorzaam te zijn. Over uw schepper zegt de Evangelist: ‘Hij was hun onderdanig’ en zonder twijfel bedoelt hij daarmee: onderdanig aan Maria en Jozef. God vernedert zich en jij zou je verheffen? God is onderdanig aan mensen en jij zou uit verlangen om mensen te bevelen, je boven je Schepper stellen? Zouden mijn gedachten ooit naar zoiets uitgaan, dat God zich dan moge verwaardigen, mij hetzelfde te antwoorden als wat Hij met harde woorden Petrus antwoordde: 
‘Ga weg van mij, Satan, want gij zijt niet bedacht op de dingen Gods.’ (Matt 16,23)  [   ]
Indien jij, mens, je niet te goed acht om het voorbeeld van een mens na te volgen, zal het je toch zeker niet onwaardig zijn het voorbeeld van je Schepper te volgen. Ook al kun je Hem niet overal volgen waarheen Hij gaat, volg Hem tenminste daar, waar Hij naar jou afdaalt. Dit betekent: als je niet het steile pad van de maagdelijkheid kunt bestijgen, volg God dan tenminste op de meest zekere weg van de nederigheid. [   ] De zondaar die nederig is heeft een heilzamer deel gekozen dan de hoogmoedige die maagd gebleven is, want de deemoed van de eerste loutert zijn onreinheid, terwijl de hoogmoed van de tweede zijn ongereptheid bezoedelt. 

9. Gelukkig is echter Maria, bij wie het noch aan nederigheid noch aan maagdelijkheid heeft ontbroken. En het is zelfs een bijzondere maagdelijkheid, die door de vruchtbaarheid geenszins geschonden, maar juist verheerlijkt is. En een buitengewone nederigheid die door de vruchtbare maagdelijkheid niet weggenomen, maar toegenomen is. Onvergelijkbaar is tenslotte de vruchtbaarheid, want zij wordt tegelijk zowel door de maagdelijkheid als de nederigheid vergezeld.
Welke van deze gaven is niet wonderlijk? Welke is niet onvergelijkelijk? Welke is niet uniek? [    ] Zonder twijfel moet het samengaan van deze eigenschappen verkozen worden boven elke eigenschap afzonderlijk en is het onvergelijkelijk verhevener en gelukkiger, ze alle samen te bezitten dan een ervan. En is het verwonderlijk, dat God, die zich ‘wonderbaar in zijn heiligen’ (Ps 68,36) heeft getoond, zich het meest wonderbaar heeft betoond in zijn moeder? [   ]
Volgt de nederigheid van de moeder Gods na. Gij, heilige engelen, eert de moeder van uw koning. Gij die de Zoon van onze maagd aanbidt als uw en tegelijkertijd onze koning, de hersteller van ons geslacht en de vernieuwer van uw stad. Bij U is Hij zo hoog verheven, bij ons was Hij zo gering. Moge zo aan zijn waardigheid door U en ons tezamen de verschuldigde eerbied worden bewezen, evenals roem en eer aan zijn ontferming in de eeuwen der eeuwen, amen. 

Uit: ‘Honing uit de rots – teksten van Bernard van Clairvaux’ (blz 62 – 70)